Aan de hemel boven de waarnemingspost van luitenant Siegfried Knappe is het ochtendgloren om 3.14 uur al bezig het zachte maanlicht te verdrijven. Het is 22 juni, de langste dag is in aantocht. Ter hoogte van de Duits-Russische demarcatielijn in het hart van wat tot 1939 Polen was, geurt het naar dennennaalden.
Alles lijkt rustig, maar niets is minder waar. Knappe heeft de nacht gebruikt om zijn mannen te inspecteren, die nu bij hun geladen kanonnen klaarstaan. Ze zijn lang niet de enigen die wakker zijn. Langs een 1800 kilometer lange linie van de Oostzee tot Roemenië zijn miljoenen Duitse soldaten paraat. Ze kijken op hun horloge, lopen voor een laatste keer hun wapen na en denken aan hun gezin, terwijl ze de eerste vogels horen.
Eén minuut later komt de spanning tot ontlading. Terwijl de vliegtuigen van de Luftwaffe koers zetten naar doelen achter de linies van het Rode Leger, krijgt de artillerie bevel om het vuur te openen. Langs het hele front zetten duizenden Duitse kanonnen een zwaar bombardement in.
Geelzwarte rook vult de lucht, en de stank van kruit komt de neus van de Duitse officier in. 15 minuten lang bulderen de kanonnen. Dan hoort Knappe het ploppende geluid van een lichtkogel, en even later kleurt het landschap rood. De schutters van Knappe staken hun beschietingen. Nu begint de infanterie aan zijn stormloop op de Russische voorposten. De gevreesde Duitse tanks zullen spoedig volgen – de speerpunt van ‘Operatie Barbarossa’, Hitlers aanval op de Sovjet-Unie.
Met ongeveer 3,7 miljoen Duitse, Finse, Italiaanse, Roemeense, Slowaakse en Hongaarse soldaten is de invasie tot op heden de grootste militaire operatie van de geschiedenis. Al na enkele weken vechten lijkt de Duitse Blitzkrieg uiterst effectief te zijn verlopen. Net als in Polen in 1939 en Frankrijk in 1940 boren de Duitse pantserdivisies zich diep in het vijandelijke achterland, terwijl de vliegtuigen van de Luftwaffe voor hen uit alle hindernissen opruimen. De ene stad na de andere valt door de vernietigende kracht van de aanval.
Hitler wilde communisme uitroeien
Al in 1925-1926 had de nazileider zijn droom om de Sovjet-Unie te vernietigen opgeschreven in zijn tweedelige werk Mein Kampf. Het communisme moest verdelgd worden, de Slavische volkeren moesten worden onderworpen en de steppen gekoloniseerd.
De voorbereiding van Operatie Barbarossa begon in het diepste geheim in de zomer van 1940. Nazi-Duitsland en Stalins dictatuur zaten toen nog vast in een verstandshuwelijk. Beide regimes waren ideologisch elkaars doodsvijanden, maar met het Molotov-Ribbentrop-verdrag in 1939 hadden ze beloofd elkaar niet aan te vallen en afgesproken Midden-Europa onderling te verdelen.
De koehandel met Stalin betekende dat Duitsland in alle rust Polen en West-Europa kon innemen, maar halverwege 1940 was het verdrag niet langer van nut. Hitler besloot de afspraak met de Sovjet-Unie rücksichtslos te verbreken, zoals hij in de voorgaande jaren al met zoveel andere verdragen gedaan had. Nu wilde hij in één klap het communisme wegvagen en de laatste grote mogendheid vernietigen die zijn oppermacht over het Europese vasteland in de weg stond. Bij een overwinning op de Sovjet-Unie zou hij beschikken over de gigantische Oekraïense landbouwproductie en de eindeloze oliestroom uit de velden bij de Kaukasus.
De voorbereidingen van Operatie Barbarossa vonden plaats in een stemming van ongeremde overmoed bij de Duitse legerleiding. In hetzelfde voorjaar had Duitsland het Franse leger, dat het sterkste leger ter wereld heette te zijn, in slechts zes weken onder de voet gelopen. Hitler en zijn generaals voorzagen een nog vlottere zege op de Sovjets, want hier betrof het ‘slawische Untermenschen’, volgens de nazi-ideologie.
Het Rode Leger had alle vooroordelen bevestigd met zijn klungelige aanpak in de winteroorlog van november 1939, toen 500.000 man Finland aanvielen. Die veldtocht was op een ramp uitgelopen. Stalins troepen leden de ene smadelijke nederlaag na de andere tegen de taaie Finnen. Alleen door een massale getalsmatige overmacht had de Sovjet-Unie vier maanden later een bescheiden overwinning weten te boeken.
De Duitse hoogmoed leidde tot een aanvalsplan dat een zware wissel op de Duitse oorlogsmachine trok. De generaals gingen voorbij aan het feit dat de fabrieken de benodigde aantallen tanks niet konden leveren en negeerden de waarschuwingen dat de aanvoer van voorraden de snelle opmars van de pantserdivisies nooit zou kunnen bijhouden.
Alleen tegenslag op de Balkan hield de aanval op de Sovjet-Unie nog even tegen. Hitlers Italiaanse broeders waren Griekenland binnengevallen, maar die veldtocht mislukte jammerlijk. Mussolini’s legers sloegen halsoverkop op de vlucht en de Grieken kregen hulp van de Britten. Operatie Barbarossa werd uitgesteld van 15 mei tot 22 juni 1941, zodat de Wehrmacht tijd had om orde op zaken te stellen op de Balkan.
Acht dagen voor ‘Barbarossa-dag’ ontbood Hitler de legertop op de Rijkskanselarij in Berlijn. Hij luisterde pro forma naar de plannen van de generaals voor hij zijn mening gaf: het Rode Leger zou zich hevig weren, maar de veldtocht mocht niet langer dan zes weken duren.
Duitsers slopen naar de grens
Terwijl de hoge heren in Berlijn hun champagneglazen hieven, hield voor rekruut Hans Roth het goede leven op. De 28-jarige soldaat moest het prettige garnizoensbestaan in de zuidoostelijke stad Zamo´s´´c met zijn fraaie marktplein en overdadige barokke paleizen vaarwel zeggen. Zijn eenheid had bevel gekregen om naar de rivier de Bug te trekken om de grensverdediging van de Sovjets te verkennen. Pal aan de andere oever van de vredige stroom zag hij de rode vlaggen met hamer en sikkel boven de boomtoppen wapperen. Schuttersnesten en bunkers lagen op nog geen 100 meter afstand. Een Russische wachtpost die de patrouille in de gaten kreeg, kon Roth en zijn maten zo neermaaien: ‘Zijn wij maar de zondebokken’, schreef hij mistroostig in zijn dagboek, ‘die door de Russen gedood worden als vergelding voor de Duitse aanval?’
Roths patrouille kroop langs de oever door het kreupelhout om de stellingen van de Sovjets in kaart te brengen. Je kon het geronk van pantservoertuigen aan de andere oever duidelijk horen.
‘De Russen zijn bezig hun stellingen te betrekken’, besloot Roth. Het Rode Leger had misschien onraad geroken.
Roth vroeg zich af welk onthaal hun aan de andere kant van de Bug wachtte, maar twijfelde niet aan een Duitse overwinning. Want de bossen achter hem waren ongemerkt gevuld met Duitse tanks, kanonnen en massa’s soldaten.
Geruchten over aanvalsdata deden de ronde bij de soldaten in de voorste linies. Op 19 juni schreef Roth: ‘Hoera! De grootste veldslag ooit begint overmorgen!’ Hij voelde zich even onoverwinnelijk als Hitler in Berlijn.
De aanval kwam echter pas op 22 juni. Om 3.15 uur verstoorde kanonvuur de ochtendrust, terwijl Roth en zijn kameraden bleek weggetrokken in hun schuttersputjes opeengepakt zaten. Nog even en de infanterie stak de rivier over om een weg te banen voor de oprukkende pantsertroepen in het achterland.
De minuten kropen voorbij. Precies om 3.30 uur klonk eindelijk een schril fluitje – het sein! Hans Roth sprong uit zijn putje en sprintte de 20 meter naar de opblaasboten, die in het nachtelijke duister naar de oever gebracht waren.
In een mum van tijd bereikten de soldaten de overkant, maar nu stond de vijand klaar met machinegeweren. Onder ratelende salvo’s vielen de eerste mannen levenloos op de grond. Verbeten klommen de Duitsers over de prikkeldraadversperringen en schakelden het schuttersnest uit. Roths groep viel de bunkers erachter aan. ‘Unternehmen (Operatie) Barbarossa’ was begonnen.
Stalin was verbijsterd
Voor Stalin kwam de inval als een schok. Ondanks waarschuwingen leefde hij in de veronderstelling dat de Duitsers op zijn vroegst in 1942 klaar zouden zijn voor een aanval, en stiekem dacht hij dat die nooit zou komen. Hij vertrouwde de zaak wel niet helemaal, maar dacht dat Hitler te afhankelijk was van Russische grondstoffen om een oorlog te beginnen. De laatste jaren hadden leveringen van olie, mineralen en voedsel de Duitse krijgsmacht en oorlogsindustrie op de been gehouden. Hij kon zich niet voorstellen dat Hitler het aandurfde zich de kostbare grondstoffen met geweld toe te eigenen.
De Russische manschappen, die net gehergroepeerd waren, werden overrompeld. Bij de gevechten op de eerste dag vernietigde de Luftwaffe 1811 vliegtuigen, waarvan 1489 op de grond. Toen de Duitse infanteristen oprukten, troffen ze ongeblindeerde voorposten, versierd met portretten van Stalin en rode vlaggen. Slechts hier en daar hadden geruchten over Duitse troepenbewegingen geleid tot extra waakzaamheid van de Sovjets. Er waren veel bunkers onaf of half bemand, en overal ontbraken wapens.
Russische reserves spoedden zich naar de frontlinie. Politieman Nikolaj Jangtsjoek was iets noordelijker aan de Bug gelegerd dan waar Hans Roth eerder die ochtend overgestoken was. Wat hij hoorde toen 1000 man op het station uitstapten, was tekenend. ‘Krijgen wij geen geweren?’, vroegen de pas aangekomen soldaten.
‘Naar het front met jullie’, kregen ze te horen. ‘Daar vind je wel geweren.’ De troepen moesten ongewapend ten strijde trekken en in de stellingen wachten tot er iemand getroffen was, zodat ze diens wapen konden overnemen.
Het garnizoen in de oude vesting van Brest was ook niet klaar om de Duitse aanval op te vangen. Het complex uit de 19e eeuw had op papier een bezetting van 8000 Sovjet-soldaten, maar op die bewuste ochtend van 22 juni waren maar 3500 man aanwezig. Het was zondag, de grens lag er vredig bij, en veel soldaten waren op verlof.
Nikitina Artjinova was getrouwd met een officier en woonde in het oostelijke bolwerk van de vesting. Daar werd ze ruw gewekt door ontploffende bommen en granaten. Ze trok haar jas aan en liep blootsvoets de straat op met haar kinderen. Eenmaal buiten bleek ze in een nachtmerrie beland. Ze bleef stokstijf staan. Boven hun hoofden zwermden Duitse bommenwerpers, die hun bommenlast loslieten. Mannen, vrouwen en kinderen renden in paniek rond om dekking te zoeken. Op de grond voor Artjinova lag de jonge vrouw van een luitenant met haar kindje. Allebei dood.
Alles verliep volgens plan
Het plan achter Operatie Barbarossa was een aanval langs drie assen. Legergroep Noord moest door de Baltische landen oprukken naar Leningrad. Aan de andere kant van het front stond
Legergroep Zuid klaar om de Oekraïne, de graanschuur van de Sovjet-Unie, te veroveren. Tussen hen in stond Legergroep Midden. Deze enorme legermacht besloeg ruim de helft van de Duitse pantserdivisies en moest sneller en dieper het land intrekken dan de andere twee. Vóór Moskou zouden de tanks naar het zuiden en noorden afzwenken en achter de Sovjet-troepen kruipen, die tegenover de Legergroepen Noord en Zuid stonden. Het Rode Leger moest omsingeld en vernietigd worden.
Militaire plannen sneuvelen meestal op het slagveld, maar de eerste weken van het offensief liep de Duitse oorlogsmachine gesmeerd. Weer verschalkten de pantsereenheden een vijand die op papier sterker was. Het Rode Leger had meer tanks, vliegtuigen en kanonnen. De nieuwe Russische T-34-tank bleek bovendien veel beter dan zijn Duitse tegenhangers. Alleen de infanterie van de Duitsers was getalsmatig sterker dan die van de Russen. De ware kracht van de Wehrmacht vormden haar ervaring, weerbaarheid en goede radioverbindingen. Het Sovjetleger had maar een paar radio’s: de meeste tanks moesten zich behelpen met seinvlaggen.
Operatie Barbarossa volgde het vaste patroon van een Blitzkrieg, die in Polen en Frankrijk zijn nut al had bewezen. Legergroep Midden omsingelde in luttele dagen de Wit-Russische steden Minsk en Bialystok, waar meer dan 300.000 Russische soldaten als ratten in de val zaten. De pantserdivisies lieten de vijand over aan de infanterie en haastten zich verder, naar Smolensk. Al half juni werd die stad ingesloten en twee weken later was het verzet gesmoord. Bijna dagelijks werd de lijst van de veroverde steden langer: Zjytomyr, Tsjernobyl, Oeman, Velikije Loeki en Tallinn, en Kiev en Leningrad waren ook al ingesloten.
Catastrofe wachtte aan de horizon
Maar na de reeks Duitse triomfen dienden zich ernstige problemen aan. Als Operatie Barbarossa uitgestippeld zou zijn in een minder opgetogen stemming, dan hadden Hitler en zijn staf ze allicht kunnen zien aankomen. De Duitse infanterie kon de voortstormende pantserdivisies nauwelijks bijbenen. De soldaten stonden midden in de nacht op en marcheerden tot laat in de avond – meestal door de velden naast de wegen, omdat de colonnes voertuigen over de rijweg voorrang hadden. Met rode ogen en gesprongen lippen op hun met zweet en stof besmeurde gezichten werden de zandhazen voortgejaagd – 40, 50, 60 kilometer per dag in de blakende zon en met wapens en volle bepakking op hun rug. Nu en dan werd de opmars met felle gevechten afgewisseld.
‘Het wordt nu echt menens’, schreef Hans Roth op 13 juli in zijn dagboek. Voor het eerst in dagen kon hij een paar uur achtereen slapen. Net als vele andere Duitse soldaten – en er waren er miljoenen op weg naar het oosten – was hij volkomen afgepeigerd: ‘Ik kan wel janken van kwaadheid en frustratie. Niets werkt meer. Mijn lijf wil niet meer. Mijn zenuwen trillen als telegraafdraden. Kom ik ooit nog thuis?’
De slag om Brest voorspelde niet veel goeds. Duitse pantsereenheden rolden 600 kilometer oostwaarts al Smolensk binnen toen de vesting op 30 juli 1941 eindelijk viel. Het Sovjetgarnizoen had het zes weken uitgehouden. De 45e Duitse infanteriedivisie was op 22 juni de oude vesting al binnengedrongen, maar was er onthaald op een moordend vuur van schutters uit kelderramen, uit bomen en van daken. Voor de avond viel trokken de aanvallers zich weer terug, met verlies van 311 man; twee derde van de verliezen die de divisie een jaar eerder in Frankrijk had geleden. De belegering hield een grote Duitse legermacht bezig, die nu niet aan de opmars naar het oosten kon meedoen.
De verliezen liepen hoog op, want ondanks de chaos in de legertop vochten Stalins troepen verbeten om elke centimeter Russische bodem. Toen de Duitsers de rivier de Dubysa overstaken naar Litouwen en twee bruggenhoofden aan de overkant vestigden, werden ze nog die nacht met felle tegenaanvallen teruggejaagd naar de andere oever.
Toen de dag erop Duitse eenheden weer de rivier overstaken, kregen ze een voorproefje hoe beestachtig de oorlog aan het oostfront werd. Soldaten van het Rode Leger hadden er enkele Duitse lijken met uitgestoken ogen of afgesneden geslachtsdelen achtergelaten.
Duitsers waren ‘blonde beesten’
overde de Duitse oorlogsmachine grote gebieden. Maar de veiligheid achter het front werd een dringend probleem, want de wouden zaten vol partizanen en Sovjetsoldaten die van hun eenheid afgesneden waren. Die lokten de uiterst kwetsbare Duitse bevoorradingstroepen met goederen voor het front, vaak in een hinderlaag.
‘Aan deze bandieten raken we nog meer mannen kwijt dan bij de gevechten zelf’, schreef een Duitse soldaat in juli 1941 in een brief naar huis. Voor Hitler waren de aanvallen van de partizanen een mooi excuus om een vernietigingsoorlog te beginnen. Zijn legerleiding gaf bevel de bevolking zo te terroriseren dat ‘alle lust tot verzet haar zal vergaan’. Een inwoner van Minsk beschreef hoe de Duitsers burgers behandelden: ‘De SS en de politie patrouilleerden dag en nacht en deden bij gewone burgers onverwachtse huiszoekingen. Mensen werden voor het minste of geringste opgepakt, verdwenen naar de kelders van de Gestapo en werden dan afgevoerd en doodgeschoten. Angst hield de stad in zijn greep.’
Naast deze ‘rechtshandhaving’ was ook plundering gemeengoed aan het oostfront. Als de bevoorrading stokte, namen de soldaten wat ze nodig hadden: eieren, meel, paarden en fruit, en vernietigden al wat overbleef.
‘De blonde beesten’, heetten de Duitsers in Stalins propaganda, waar de rassenleer van de nazi’s werd omgedraaid. Daar waren Hitlers ‘Arische’ troepen geen Übermenschen, maar bloeddorstige barbaren. Velen achter het oprukkende Duitse front konden het beamen.
Het wangedrag van de soldaten en het groeiende verzet achter het front konden Hitler niets schelen. Slaven als Russen, Wit-Russen en Oekraïners behoorden tot een lager ras. In het Duizendjarig Rijk was voor hen geen plek.
Generaals wilden roer omgooien
hoofdkwartier – heerste nog steeds goede hoop, terwijl de zomer ten einde liep. Slechts één onderwerp verdeelde Hitler en zijn generaals en dreigde de idylle in de wouden van Oost-Pruisen te verstoren: Legergroep Midden was diep in Rusland doorgedrongen en stond op een tweesprong. De pantserdivisies konden zoals afgesproken nu naar het noorden en het zuiden om de enorme Sovjetlegers af te snijden die tegenover de twee andere legergroepen stonden. Maar recht vooruit lokte een ander doelwit: Moskou. De keuze ging tussen de nekslag voor het Rode Leger of de verovering van het hart van Stalins rijk.
Generaal Franz Halder had al vanaf het begin van Operatie Barbarossa getracht Moskou tot hoofddoel te maken. De stad was een centrum van industrie en het verkeersknooppunt in de westelijke Sovjet-Unie. Bovendien was de stad van grote symbolische waarde. Maar Hitler zag het anders. Voor hem was Moskou ‘onbelangrijk’ vergeleken met het vooruitzicht de ruggengraat van het Rode Leger voorgoed te breken. De tanks kregen bevel het oorspronkelijke plan te volgen en af te zwenken.
Dit leidde tot de grootste omsingeling ooit. In een enorme tangmanoeuvre op de Oekraïense steppen werden ruim 600.000 Sovjetsoldaten in een gebied zo groot als België ingesloten. Al gauw wapperde de hakenkruisvlag boven Kiev, de hoofdstad van de Oekraïne.
Toen die buit eenmaal binnen was, besloot Hitler om Halder toch zijn zin te geven. Op 6 september gaf hij bevel tot ‘Unternehmen Taifun’ (Operatie Tyfoon) – de aanval op Moskou. De eerste stap was een stormloop van twee kanten op de steden Vjasma en Brjansk, gevolgd door de omsingeling van de laatste grote Sovjetlegers voor de hoofdstad.
Maar de zomer ging over in de herfst. Regen maakte de primitieve Russische wegen tot modderpoelen waardoor het verkeer stagneerde. De voorbereidingen tot de aanval verliepen steeds moeizamer en de logistieke problemen werden enorm. Op 30 september kon de aanval dan eindelijk beginnen en werden zoals verwacht grote troepenmachten van de Sovjets bij Vjasma en Brjansk gevangengenomen. Maar het was de laatste grote zege van Operatie Barbarossa. Het Rode Leger was niet vermorzeld. Integendeel, het vocht harder terug dan ooit, en de barre Russische winter wachtte.